| 
KINDEREN-VROUWEN-OUDEREN 
OUDEREN:  KWETSBAAR! Net als kinderen vormen ouderen 
een kwetsbare groep. Met het ouder worden komen de gebreken, waardoor men een 
grotere behoefte aan geneesmiddelen heeft. Het is algemeen bekend dat ouderen 
veel meer geneesmiddelen slikken dan jongeren. Maar liefst 60 procent van de in 
Nederland voorgeschreven geneesmiddelen wordt geslikt door mensen ouder dan 60 
jaar. Meer dan de helft van de 65- tot 75-jarigen gebruikt dagelijks medicijnen. 
75-plussers gebruiken bijna 3,5 keer meer geneesmiddelen dan gemiddeld. 
Ongeveer 8 procent van de ouderen gebruikt meer dan zes verschillende 
geneesmiddelen per dag. Niet iedereen zal zich echter realiseren dat daardoor 
ook veel problemen kunnen ontstaan. Ouderen zijn immers veel gevoeliger voor 
bijwerkingen van een geneesmiddel dan mensen van middelbare leeftijd. Een 
70-plusser is maar liefst zeven keer zo gevoelig voor bijwerkingen als iemand 
jonger dan 30 jaar.
 
 In het voorjaar van 2002 meldden enkele landelijke dagbladen opmerkelijk nieuws 
op hun voorpagina: elke dag worden in Nederland ruim tweehonderd mensen in een 
ziekenhuis opgenomen wegens verkeerd gebruik van medicijnen. Volgens de 
onderzoekers van het Wetenschappelijk Instituut van de Nederlandse Apothekers (WINAp) 
gaat het vooral om 65-plussers. Geschat wordt dat 18,5 procent van alle ouderen 
in het ziekenhuis wordt opgenomen in verband met verkeerd medicijngebruik. De 
opnamen zouden vooral te wijten zijn aan het feit dat ziekenhuisartsen, 
apotheken en huisartsen onvoldoende op de hoogte zijn van de medicijnen die zij 
afzonderlijk van elkaar voorschrijven. Patiënten slikken daardoor te hoge 
doseringen en belanden vervolgens door de bijwerkingen ervan in het ziekenhuis. 
Het is niet onmogelijk dat dit percentage nog veel te laag is ingeschat. Een 
valpartij met botbreuk ten gevolge van het gebruik van een kalmerend middel telt 
namelijk niet mee als bijwerking, maar wordt geregistreerd als 
botbreuk.Reden genoeg dus om terughoudend te zijn bij het voorschrijven van 
geneesmiddelen aan ouderen. In de praktijk lijkt echter juist het omgekeerde het 
geval te zijn. Zodra mensen hun intrek nemen in een verzorgings- of 
verpleeghuis, blijken ze opeens véél meer medicijnen te gaan gebruiken. Men 
heeft berekend dat bewoners van verpleeghuizen gemiddeld vijf (!) verschillende 
geneesmiddelen gebruiken, terwijl thuiswonende ouderen ‘slechts’ twee middelen 
gebruiken!
 
Ouderdomsziekten 
Een aantal aandoeningen komt 
bijna uitsluitend bij ouderen voor; ze worden 
ouderdomsziekten 
genoemd. Overigens is er geen bepaalde leeftijd waarop iemand als ‘oud’ wordt 
beschouwd. Van oudsher is dat rond het vijfenzestigste levensjaar, voor de 
meeste mensen de leeftijd waarop ze met pensioen gaan. Behalve de typische 
ouderdomsziekten zijn er ook aandoeningen die bij iedereen kunnen optreden, maar 
die bij ouderen vaker of in ernstiger vorm voorkomen, of andere symptomen of 
complicaties veroorzaken. Ouderen hadden vroeger een grote kans dat zij zouden 
overlijden aan acute aandoeningen zoals een hartinfarct, heupfractuur of 
longontsteking. Tegenwoordig kunnen deze aandoeningen veel beter worden 
behandeld en onder controle worden gehouden, zelfs wanneer geen genezing 
mogelijk is. Anders dan vroeger hoeven chronische ziekten niet meer automatisch 
tot invaliditeit te leiden. Veel mensen met diabetes, een hartaandoening, 
nierstoornissen of andere chronische afwijkingen kunnen vandaag de dag een 
functioneel, actief en onafhankelijk leven blijven leiden. Hieronder volgt een 
opsomming van de belangrijkste ziekten die voornamelijk bij ouderen voorkomen. 
	
	
	Artrose: afbraak van het 
	kraakbeen dat de gewrichten bekleedt, wat (veel) pijn kan veroorzaken (zie 
	ook  artrose).
	
	Beroerte: 
	afsluiting of bloeding van een bloedvat in de hersenen, die kan leiden tot 
	ernstige uitvalsverschijnselen (zie ook 
	beroerte).
	(osteoporose): verlies van kalk (calcium) 
	uit botten en beenderen, waardoor ze poreuzer worden en gemakkelijker kunnen 
	breken (zie ook  
	
	botontkalking).Botontkalking 
	
	(grijze staar): ooglenstroebeling waardoor 
	het gezichtsvermogen afneemt (zie ook  
	
	cataract).Cataract  
	(onder andere ziekte van Alzheimer): 
	geleidelijke achteruitgang van de geestelijke vermogens, waardoor 
	geheugenverlies ontstaat (zie ook  
	
	dementie).Dementie  
	(ouderdomsdiabetes): een vorm van 
	diabetes (suikerziekte) die meestal niet met insuline behandeld hoeft te worden (zie 
	ook  
	diabetes (suikerziekte)).Diabetes type 2  
	(groene staar): verhoging van de druk in de 
	oogbol waardoor het gezichtsvermogen afneemt en blindheid kan ontstaan (zie 
	ook  
	glaucoom).Glaucoom  
	(herpes zoster): een opleving van het 
	waterpokkenvirus, die leidt tot huiduitslag en langdurig pijn kan 
	veroorzaken (zie ook  
	gordelroos).Gordelroos  
	: 
	75 procent van de mannen en 65 procent van de vrouwen met kanker is ouder 
	dan 60 jaar (zie ook  
	kanker).Kanker
	(prostaathyperplasie): oorzaak van 
	plasproblemen (urineretentie) doordat de urine-uitstroom wordt 
	bemoeilijkt. Een veel ernstiger afwijking van de prostaat is 
	prostaatkanker, de tweede doodsoorzaak bij kwaadaardige aandoeningen bij 
	mannen (zie ook  
	prostaatvergroting).Prostaatvergroting  
	: 
	onvermogen om de urine op te houden (zie ook  
	
	urine-incontinentie).Urine-incontinentie
	: 
	langzaam verlopende hersenaandoening die leidt tot bevingen, 
	spierverstijving, problemen met bewegen en een instabiele houding (zie ook 
	 ziekte van 
	parkinson).Ziekte van Parkinson Bijwerkingen  door  interacties 
Bijwerkingen van geneesmiddelen behoren tot de vijf belangrijkste klachten 
waarmee mensen ouder dan 65 jaar bij de huisarts komen. Een probleem is dat de 
bijwerkingen vaak niet onmiddellijk in de richting van één bepaald medicijn 
wijzen. Zo zijn moeheid en lusteloosheid, prikkelbaarheid, neerslachtigheid of 
ongecoördineerd bewegen veelvoorkomende bijwerkingen, die door de arts of door 
de familie maar al te vaak worden toegeschreven aan de ouderdom en niet aan de 
gebruikte geneesmiddelen. Dat probleem doet zich vooral voor wanneer meer 
geneesmiddelen tegelijk worden voorgeschreven. Het ene geneesmiddel kan namelijk 
de werking of bijwerking van het andere middel versterken of verzwakken. Dit 
noemt men interacties van geneesmiddelen. Door het gebruik van meer 
geneesmiddelen tegelijk wordt de kans op bijwerkingen dan ook aanzienlijk 
groter. Zo is vastgesteld dat bij iemand die vier geneesmiddelen tegelijk 
gebruikt, de kans op een bijwerking 40 procent is; bij iemand die acht middelen 
tegelijk gebruikt, is die kans niet minder dan 80 procent. Het is dus van het 
grootste belang een patiënt zo weinig mogelijk geneesmiddelen tegelijkertijd 
voor te schrijven. Vooral bij oudere patiënten gebeurt het regelmatig dat 
bijwerkingen van geneesmiddelen worden bestreden met andere geneesmiddelen. Het 
zal duidelijk zijn dat daardoor weer andere bijwerkingen kunnen optreden.Soms is het gebruik van meer geneesmiddelen tegelijk niet te vermijden omdat een 
patiënt verschillende ouderdomsziekten heeft. Denk bijvoorbeeld aan artrose
(versleten gewrichten), lichte ouderdomsdiabetes (suikerziekte), 
aderverkalking of hartklachten. Maar de medicijnen die de patiënt 
daarvoor nodig heeft, worden ook nog vaak aangevuld met 
slaapmiddelen 
of  kalmeringsmiddelen. Als de patiënt dan ook nog door verschillende 
specialisten wordt behandeld – die van elkaar niet weten wat ze hebben 
voorgeschreven – is de kans op problemen levensgroot.
 
 
Ouderen  ‘drogen  in’ 
Het menselijk lichaam verandert in de loop der jaren. Daardoor reageren ouderen 
anders op geneesmiddelen dan mensen van middelbare leeftijd of jonger. Dit 
verouderingsproces gaat geleidelijk en verloopt bij de meeste personen in een 
verschillend tempo. Hoe ouder men wordt, des te minder vocht het lichaam bevat: 
oude mensen drogen in. 
Ook de hoeveelheid bloedeiwit, waaraan veel geneesmiddelen zich kunnen binden, 
neemt af. Een en ander heeft tot gevolg dat de concentratie van de werkzame stof 
in de bloedbaan bij ouderen hoger is dan bij jongeren.Daar komt bij dat bij ouderen vooral de nieren aanzienlijk minder goed gaan 
functioneren;de leverfunctie blijft nog redelijk op hetzelfde niveau. Juist deze 
organen zijn verantwoordelijk voor de afbraak en de uitscheiding van veel 
geneesmiddelen. Het gevolg daarvan kan zijn dat meer van het geneesmiddel
langer in het lichaam werkzaam is. Daarom bestaan voor veel 
geneesmiddelen speciale doseringsvoorschriften (driekwart of de helft van de 
normale dosis) bij gebruik door ouderen. Jammer genoeg is niet elke arts daarvan 
op de hoogte!
 
Probleemmedicijnen 
Maar bij welke medicijnen 
moeten ouderen nu speciaal attent zijn op het ontstaan van de gesignaleerde 
problemen? Om een indruk te geven, worden hieronder enkele medicijngroepen 
genoemd. 
	
	
	
	Hartglycosiden  met  digitalis, bekend onder de naam 
	
	digoxine 
	(Lanoxin®). Doordat de nieren dit type medicijn niet meer snel genoeg uit 
	het lichaam verwijderen, ontstaat geleidelijk een ophoping. Daardoor kunnen 
	vergiftigingsverschijnselen ontstaan zoals verwardheid en problemen met het 
	zien. Bij de meeste ouderen kan dit geneesmiddel probleemloos door een ander 
	type hartmiddel worden vervangen (zie ook
	
	hartglycosiden).
	Bloeddrukverlagende middelen 
	(antihypertensiva). Deze medicijnen worden door veel ouderen gebruikt. Sommige 
	van deze middelen – maar beslist niet alle – veroorzaken nare problemen. Zo 
	komt bijvoorbeeld bij het gebruik van 
	methyldopa 
	(Aldomet®) vaak impotentie voor. Ook bètablokkers en 
	 
	plaspillen (diuretica) kunnen deze bijwerking geven, maar beslist niet zo vaak als 
	methyldopa. Dit is trouwens typisch zo’n bijwerking waarvan veel artsen 
	denken dat die uitsluitend met de leeftijd te maken heeft, maar de patiënt 
	denkt daar meestal heel anders over. De 
	bètablokkers 
	werken niet alleen tegen een te hoge bloeddruk, maar beïnvloeden ook het 
	zenuwstelsel buiten de hersenen. Het gevolg is dat veel oudere gebruikers 
	over vermoeidheid klagen (zie ook
	
	bloeddrukverlagende 
	middelen).
	Antistollingsmiddelen
	(bloedverdunners):
	acenocoumarol en fenprocoumon (Marcoumar®). 
	Deze – meestal onmisbare – geneesmiddelen moeten bij ouderen aanzienlijk 
	lager worden gedoseerd in verband met een verhoogd risico op bloedingen. 
	Desondanks kunnen gevaarlijke bloedingen ontstaan als per ongeluk 
	acetylsalicylzuur (onder andere 
	Aspirine®) als pijnstiller wordt gebruikt (zie ook
	
	antistolling).
	 Plasmiddelen, 
	die ook wel diuretica worden genoemd; van deze middelen zijn alleen de sterk werkende 
	middelen gevaarlijk, zoals furosemide (Lasix®) en 
	bumetanide (Burinex®). Als per 
	ongeluk een te hoge dosis wordt gebruikt, kan een levensgevaarlijke 
	uitdroging optreden (zie ook
	
	plasmiddelen).
	Antireumatica, een 
	soort pijnstillers (NSAID’s) die gebruikt worden bij reumatische 
	aandoeningen. In veel onderzoeken is aangetoond dat deze middelen bij 
	ouderen minder veilig zijn vanwege de kans op maagbloedingen en problemen 
	met de nieren. Ibuprofen (Advil®, Brufen®,  Nurofen®, 
	Sarixell®, Spidifen®, Zafen®), naproxen (Aleve®) en diclofenac (Cataflam®, 
	Voltaren®, Voltaren K®) lijken iets veiliger te zijn (zie ook
	
	
	NSAID's).
	Benzodiazepinen  
	zijn 
	kalmerende middelen die ook als slaapmiddel tegen slapeloosheid worden voorgeschreven. (Te) 
	veel oudere mensen slikken ze dagelijks en meestal krijgen ze een te hoge 
	dosering voorgeschreven. Ze worden er suf van en verliezen de controle over 
	hun bewegingen, ook overdag. De kans om te vallen is bij gebruik van deze 
	middelen sterk vergroot. Daarnaast kunnen deze middelen bij (sommige) 
	ouderen averechts 
	werken, dat wil zeggen dat ze juist opwinding en onrust veroorzaken in 
	plaats van kalmering of slaperigheid. Men spreekt dan van paradoxale 
	reacties. De bekendste benzodiazepinen zijn diazepam (Stesolid®, 
	Valium®), oxazepam (Seresta®), temazepam (Normison®, 
	Normitab®) 
	en nitrazepam 
	(Mogadon®) (zie ook  
	
	kalmerende middelen en 
	 
	slaapmiddelen).
	Antipsychotica, 
	middelen tegen psychosen, worden vaak gebruikt als (sterker) alternatief 
	voor benzodiazepinen. Langdurig en intensief gebruik kan 
	onwillekeurige bewegingen en een gestoorde motoriek veroorzaken, soms 
	leidend tot blijvende en onbehandelbare invaliditeit. Vaak zijn er ook 
	verschijnselen van de ziekte van 
	Parkinson (bijvoorbeeld tremoren). 
	Voorbeelden zijn chloorpromazine 
	(merkloos) of haloperidol (Haldol®) (zie ook
	
	antipsychotica).
	Tricyclische 
	antidepressiva, zoals de naam aangeeft te gebruiken bij depressies. 
	Ze kunnen in het bijzonder bij ouderen forse bijwerkingen veroorzaken op 
	hart en vaten, en verder ook een droge mond, obstipatie, plasproblemen, 
	impotentie of verwardheid. Voorbeelden zijn amitriptyline (Sarotex®, 
	Tryptizol®), clomipramine 
	(Anafranil®) en imipramine. De 
	nieuwere antidepressiva, zoals 
	fluvoxamine (Fevarin®), 
	fluoxetine (Prozac®), paroxetine (Seroxat®) of 
	sertraline (Zoloft®) zijn – wat deze 
	problemen betreft – een stuk veiliger (zie ook
	
	antidepressiva). 
	 
Doseren  en  toedienen 
Uit het voorgaande blijkt dat men bij oudere patiënten zeer voorzichtig moet 
zijn met geneesmiddelen. Slechts het geven van het kleinst mogelijke 
aantal geneesmiddelen in de laagst mogelijke effectieve dosering en 
het grootst mogelijke doseringsinterval kan veel onnodige en niet 
zelden levensbedreigende bijwerkingen voorkomen.Bij het kiezen van de toedieningsvorm moet de arts zich realiseren dat ouderen 
soms moeite hebben met slikken. Capsules kunnen in de mondholte blijven kleven, 
grote tabletten kunnen soms niet in hun geheel worden doorgeslikt. Omdat een 
geneesmiddel bij de individuele oudere patiënt dikwijls ‘op maat’ moet 
worden gedoseerd, is het niet ongebruikelijk halve, en soms zelfs kwart 
tabletten van een bepaalde standaarddosering voor te schrijven. Het blijkt 
echter dat oudere patiënten vaak de grootste moeite hebben tabletten doormidden 
te breken, zelfs als de tabletten een breukgleuf hebben. Bovendien hebben 
ouderen moeite met doordrukstrips. In zo’n geval is het 
raadzaam een andere toedieningsvorm voor te schrijven, zoals een 
drank 
of suspensie. Ook poeders in de gewenste dosering, die in een glas 
water worden opgelost of met het voedsel worden gemengd, zijn een goed 
alternatief.
  Een ander aandachtspunt is dat het doseringsschema eenvoudig moet zijn. 
Wanneer een oudere patiënt dagelijks drie of vier verschillende medicijnen moet 
gebruiken, waarvan sommige twee keer en andere weer drie keer per dag moeten 
worden geslikt, is het niet vreemd dat er af en toe fouten worden gemaakt. Zeker 
als men bedenkt dat de gebruiksaanwijzing op het doosje meestal (te) klein is 
geschreven en de bijsluiter vaak ook niet erg duidelijk is. De kans op 
vergissingen met ernstige gevolgen, vooral bij sterk werkende geneesmiddelen, is 
dan beslist niet uitgesloten.
 Ter verbetering van de therapietrouw – dat wil zeggen het iedere dag op 
tijd innemen van de voorgeschreven medicijnen – kan gebruik worden gemaakt van 
zogenoemde medicijncassettes 
(‘Dosetts’). Met zo’n cassette wordt het voor 
de patiënt makkelijker de juiste geneesmiddelen op het vastgestelde tijdstip te 
nemen. Daarbij moeten in begrijpelijke en voor de oudere leesbare taal op een 
medicijnkaart de nodige informatie worden vermeld, zoals de naam en de dosis van 
het geneesmiddel, het tijdstip en de wijze van innemen, hoe lang het middel moet 
worden ingenomen en eventuele speciale instructies.
 Veel oudere mensen worstelen ook met de verpakking van hun medicijnen. 
Doordrukstrips en ‘kindveilige’ verpakkingen zijn erg problematisch, 
vooral voor lichamelijk zwakkeren of gehandicapten.
 Samenvattend 
kan worden gesteld dat men bij het voorschrijven van medicijnen aan ouderen zo 
terughoudend mogelijk moet zijn. Daarbij moet men zich wel realiseren dat veel 
klachten niet goed te verhelpen zijn omdat ze bij het ouder worden horen. Helaas 
hebben geneesmiddelen dan weinig of geen waarde; soms zijn ze zelfs erger dan de 
kwaal! 
 
Terug |