| 
Hersenen  
&  zenuwstelsel 
ANGSTSTOORNISSEN 
Angst   
&  nervositeit
 Iedereen is 
wel eens nerveus of gespannen. Dat kan het gevolg zijn van een vervelende 
gebeurtenis, zoals een ruzie in de familie, een sterfgeval of een belangrijk 
examen. Eigenlijk zijn onrust en spanning heel normale, dagelijkse 
verschijnselen die bij het leven horen. Meestal duren ze ook maar kort. Als 
iemand langer nerveus of gespannen is en er ook onberedeneerde angst aan te pas 
komt, wordt het ernstiger. Er kunnen slaapstoornissen ontstaan, maar ook mentale 
afwezigheid en concentratiestoornissen overdag. Als het dagelijks functioneren 
in werk of gezin erdoor in het geding komt, zal men hulp moeten zoeken. In veel 
gevallen kan een gesprek met iemand die de situatie begrijpt, veel oplossen. 
Soms is echter hulp van huisarts, psycholoog of psychiater nodig. Deze 
hulpverlener kan meestal beoordelen welke weg de patiënt moet inslaan om tot een 
oplossing te komen. Zo kan hij bij alcoholproblemen overwegen het CAD 
(Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs) in te schakelen. Bij problemen op het 
werk kan de personeelsdienst van het bedrijf of het maatschappelijk werk worden 
ingeschakeld. En bij relatieproblemen kan de patiënt, na verkennende gesprekken 
met de partner, worden verwezen naar een RIAGG (Regionaal Instituut voor 
Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg, tegenwoordig zijn de RIAGG's overkoepeld 
door de 'Medical Groep') of een vrijgevestigde psychotherapeut. Niet altijd kan de patiënt voldoende meewerken aan dit proces. Door verlammende 
angst en onzekerheid kan hij geblokkeerd zijn. Het is van het grootste belang 
dat die blokkade wordt opgeheven, zodat de patiënt zelf actief aan de oplossing 
van het probleem kan meewerken. Het tijdelijke gebruik van medicijnen die angst 
onderdrukken is dan ook een goed en zinvol hulpmiddel. 
Diverse  typen  
angststoornissen Bij angststoornissen moet men zich realiseren dat het niet gaat om 
‘gewone’ angst, die normaal optreedt als gevolg van een onverwachte gebeurtenis 
en/of reactie op een reële dreiging, maar om pathologische angst die in 
staat is het normale functioneren te verstoren. Angststoornissen zijn de meest 
frequent optredende stoornissen binnen de psychiatrie. Bij vrouwen komt een 
angststoornis tweemaal zo vaak voor als bij mannen.In de DSM-IV classificatie van psychische aandoeningen (DSM-IV staat voor 'diagnostic 
and statistical manual of mental disorders', vierde versie: een 
diagnostische handleiding van de Amerikaanse psychiatrie) worden onderscheiden:
 
	
	gegeneraliseerde angststoornis; diffuse, niet 
	traceerbare irreële angst en bezorgdheid, chronisch soms jarenlang aanwezig 
	die veelal samengaat met piekeren, prikkelbaarheid, slaapproblemen, 
	vermoeidheid, concentratiestoornissen.
	paniekstoornis; steeds terugkerende, 
	aanvalsgewijs optredende hevige angst al dan niet met straat- of pleinvrees 
	(agorafobie), vaak vergezeld van lichamelijke reacties als zweten, 
	ademnood, opvliegers, rillingen, misselijkheid, buikpijn, tremoren etc.
	posttraumatische stressstoornis; aandoening 
	met een directe relatie tot een niet (geheel) verwerkte traumatische 
	gebeurtenis, gepaard gaand met herbelevingen (nachtmerries), 
	vermijdingsgedrag, slaapstoornissen, concentratiestoornissen en angst. 
	specifieke fobie; hevige, aanhoudende angst 
	voor een bepaalde situatie (hoogte, kleine ruimte, lift) of object (spinnen, 
	slangen).
	sociale fobie; irrationele angst als gevolg 
	van situaties in een sociale context, waarin men bevreesd is voor een 
	‘afgang’. Een specifieke vorm is ‘examenvrees’ of ‘podiumangst’.
	obsessief-compulsieve stoornis (vroeger: 
	dwangneurose); dwangmatig denken en handelen leidend tot hevige 
	spanningen en angsten, bijvoorbeeld smetvrees. Soms is er ook sprake 
	van depressie. 
 Stroomdiagram bij de behandeling van angststoornissen
 
medicijnen   bij  
angst  &  nervositeit In de loop der jaren zijn er veel verschillende typen medicijnen gebruikt voor 
de behandeling van angststoornissen. Er werden fantasierijke namen voor bedacht, zoals ataractica 
(van het Griekse woord ‘ataraxia’ = kalmte), sedativa (van het Latijnse 
woord ‘sedare’ = doen bedaren), 
tranquillizers  (van het Latijnse woord 
‘tranquillus’ = rustig) of simpelweg  zenuwstillers. In vergelijking met de oudere middelen hebben de 
huidige middelen veel voordelen. 
Waar de vroegere  broomverbindingen en de wat latere barbituraten het gehele centrale zenuwstelsel op 
een lager pitje zetten, doen de moderne middelen dat heel wat selectiever. Ze 
zijn namelijk vooral werkzaam bij overmatige angst en spanningen, maar 
beïnvloeden de bewustzijnstoestand of de intellectuele functies niet ingrijpend. 
Daarom worden ze ook wel  anxiolytica (van de Latijnse woorden ‘anxietas’ = 
angst en 'lysis' = verminderend, remmend) genoemd. 
BenzodiazepinenAfgezien van het plantaardige  opium, dat al eeuwen werd gebruikt tegen 
onrust en opwinding, waren in de negentiende eeuw de broomverbindingen de 
eerste synthetische stoffen die voor deze indicatie werden gebruikt. De 
barbituraten waren hun opvolgers; ze werden in het begin van de vorige eeuw 
tot ongeveer vijftig jaar geleden op grote schaal gebruikt als 
slaapmiddelen en sedativa. Deze beide groepen hadden echter zoveel nadelen dat 
we blij mogen zijn dat in 1960 de eerste benzodiazepine in Nederland werd 
geïntroduceerd, namelijk chloordiazepoxide, toen bekend geworden als 
Librium®. Een jaar later volgde diazepam, erg 
bekend geworden onder de naam Valium®, op 
Aspirine® na het meest geslikte medicijn ter wereld ooit.
 Tegenwoordig zijn er 
maar liefst 17 (!) verschillende benzodiazepinen verkrijgbaar. De bekendste zijn 
diazepam (merkloos, Stesolid®), lorazepam 
(merkloos, Lorazepam FNA) en oxazepam (merkloos, Seresta®). 
Andere, minder bekende middelen zijn alprazolam (merkloos, Xanax®), 
bromazepam (merkloos), clobazam (merkloos, Frisium®) 
en clorazepinezuur (Tranxène®).Een deel van deze 17 middelen wordt gevormd door de benzodiazepinen die als 
slaapmiddel worden gebruikt (zie ook 'Slaapstoornissen' 
in deze sectie 'Hersenen & Zenuwstelsel'). Een vreemde eend in de bijt is buspiron (merkloos). 
De werking van buspiron is in vele opzichten vergelijkbaar met de 
anxiolytische (zenuwstillende) 
eigenschappen van de benzodiazepinen. Toch heeft dit middel nog andere 
eigenschappen, waarvan soms gebruik wordt gemaakt als benzodiazepinen niet echt 
gewenst zijn. Een andere vreemde eend is het anti-epilepticum 
pregabaline (merkloos, Lyrica®) dat qua werkzaamheid bij gegeneraliseerde 
angststoonissen vergelijkbaar is met het antidepressivum 
venlafaxine (merkloos, Efexor®).
 WerkingBenzodiazepinen zijn vooral 
effectief bij angst in bedreigende situaties, zoals bij een scheiding, problemen 
in de werksituatie, psychische reacties na belastende gebeurtenissen of 
lichamelijke ziekten. Dat geldt ook voor complexere neurotische 
stoornissen waarbij angst een rol speelt. Bij angst als gevolg van andere 
psychiatrische aandoeningen, zoals ernstige depressies of 
psychosen, zijn de benzodiazepinen veel minder werkzaam. Verder zijn 
benzodiazepinen nauwelijks werkzaam bij paniekstoornissen, zoals straat- of 
pleinvrees of hoogtevrees.
 Men vermoedt dat de werking tot stand komt in het zogenoemde limbische 
systeem, een gebied in de hersenen dat in verband wordt gebracht met 
stemming, emotie, agressie en angst. Vooral in dit gebied bevinden zich zeer 
speciale aangrijpingsplaatsen (‘receptoren’) voor benzodiazepinen. Deze 
receptoren beïnvloeden de activiteit van de ‘neurotransmitter’ 
(boodschapperstof) 
gamma-aminoboterzuur (GABA), die een remmende invloed uitoefent in dit 
gedeelte van de hersenen. Door de binding van een benzodiazepine aan dergelijke 
GABA-receptoren worden emotionele processen afgezwakt. Bij het gebruik van benzodiazepinen zijn twee factoren van belang: de 
snelheid waarmee het effect intreedt en de duur van het effect. Een 
snel intredend effect in combinatie met een korte werkingsduur is vooral van 
belang bij benzodiazepinen die als slaapmiddel worden gebruikt. Wordt een 
benzodiazepine gebruikt tegen angst en spanning overdag, dan zal de voorkeur 
uitgaan naar een middel waarvan het effect wat langzamer intreedt (zodat men 
niet slaperig wordt) en langer aanhoudt. Hoe lang gebruiken?Zoals ook voor de slaapmiddelen geldt, zou men 
benzodiazepinen nooit langer dan 
tien dagen als slaapmiddel mogen gebruiken. Voor het onderdrukken van angst en 
spanning wordt een maximale behandelduur van vier weken geadviseerd. Gebruik 
gedurende vele maanden, laat staan jaren, is zeer ongewenst. Behalve het risico 
dat er verslaving 
optreedt, is de kans groot dat de oorzaak van de 
angststoornis niet op de juiste manier wordt behandeld.
 In het algemeen geldt dat anxiolytica slechts
tijdelijke hulpmiddelen zijn om een patiënt toegankelijk te maken voor een andere 
therapie. Het zijn dus geen middelen waarmee de angststoornis kan worden 
genezen. Toch zijn er patiënten met zeer hardnekkige, ernstige angststoornissen 
die gedurende een langere periode behandeld moeten worden. De arts moet dan wel 
alles in het werk stellen om een situatie te creëren waarin het gebruik kan 
worden gestaakt, bijvoorbeeld met behulp van psychotherapie of 
ontspanningsoefeningen.
 Kinderen mogen in principe geen benzodiazepinen 
gebruiken, al zijn ze nog zo onrustig of angstig. Er zijn namelijk geen gegevens 
bekend over de invloed van deze stoffen op hun geestelijke ontwikkeling. 
Bovendien kunnen bij kinderen 
	zogenoemde paradoxale reacties 
worden 
	opgewekt: opwinding en onrust in plaats van kalmering.
 
BijwerkingenDe meest voorkomende klachten zijn sufheid en duizeligheid, soms vermoeidheid en 
spierslapte. Veel mensen klagen over afvlakking van het psychisch functioneren (emotionele 
vervlakking). Motorische vaardigheden, alertheid en het concentratievermogen 
nemen meestal af. Deelname aan het verkeer is dus absoluut ongewenst, evenals 
het bedienen van machines waarbij men zich goed moet concentreren. Bij kinderen 
en ouderen kunnen zogenoemde paradoxale reacties vóórkomen, waarbij 
opwinding, onrust of zelfs woede-uitbarstingen ontstaan in plaats van kalmering.
 Ouderen krijgen nogal eens problemen met lopen, zodat de kans op vallen 
duidelijk is toegenomen, met als gevolg nare been- of heupfracturen. Toename van 
de eetlust en het lichaamsgewicht en verminderde libido (minder zin in seks) 
kunnen optreden. Bij hogere doseringen komen geheugenstoornissen voor: men 
herinnert zich niets meer van de gebeurtenissen kort nadat het middel is 
ingenomen. In combinatie met alcohol wordt de werking van benzodiazepinen vele malen 
versterkt. Eén alcoholische consumptie kan dan het gevoel geven alsof men 
volslagen dronken is. Ook van andere medicijnen die op het centrale zenuwstelsel 
werken, kunnen de werking en bijwerkingen worden versterkt. 
VerslavingDe laatste jaren is pas goed duidelijk geworden dat het gebruik van 
benzodiazepinen tot verslaving kan leiden (zie ook het onderdeel
 
'Slaapmiddelen en 
Tranquillizers' in de sectie 
'Verslaving'). Een belangrijk kenmerk is het 
optreden van zogeheten onthoudingsverschijnselen. Deze verschijnselen 
beginnen nadat men het intensieve gebruik van het middel heeft gestaakt. Het 
lijkt erop dat dergelijke problemen zich al kunnen voordoen na vier tot zes 
weken behandeling. Als het om drugs of 
alcohol 
gaat, spreekt men ook wel van afkickverschijnselen. Door het plotseling 
wegvallen van de concentraties van het middel waaraan het lichaam langzamerhand 
gewend was geraakt, kan men danig van streek raken. Deze onthoudingsverschijnselen 
van benzodiazepinen kunnen variëren van slapeloosheid, onrust, angsten, sombere 
stemming, (tijdelijke?) karakterveranderingen, verstoorde waarneming, 
overgevoeligheid voor licht en geluid, griepgevoel, diverse pijnen en krampen, 
tot en met onbewuste spiertrekkingen en bewustzijnsstoornissen met hallucinaties 
en waandenkbeelden. Hoelang en in welke mate deze verschijnselen optreden, hangt 
vooral af van de voorafgaande behandelingsduur, de dosering die dagelijks werd 
gebruikt en de snelheid waarmee het gebruik van het middel werd beëindigd.
 Om het staken van het gebruik niet nodeloos moeilijk te maken, wordt geadviseerd 
de dosis geleidelijk te verlagen ('uitsluipen'). In overleg met de patiënt kan de dosering elke 
veertien dagen met een kwart van de oorspronkelijke dosis worden verminderd. Na 
zes weken is de dosering dan tot nul afgebouwd. Ook andere afbouwschema’s worden 
gehanteerd. 
Antidepressiva:  SSRI's  &  TCA'sBij de meeste angststoornissen hebben selectieve 
serotonine-heropname remmers (SSRI’s) en serotonerg 
werkende tricyclische antidepressiva (TCA’s) 
tegenwoordig de voorkeur boven benzodiazepinen. Voor een 
uitvoerige uitleg over SSRI's en TCA's wordt 
verwezen naar het onderdeel 
antidepressiva in het gedeelte 'Depressieve Stoornissen' in deze 
sectie 'Hersenen & Zenuwstelsel'. Evenals de antidepressieve 
werking van deze middelen komt de anxiolytische werking doorgaans na twee 
tot vier weken tot uiting. Bij een gegeneraliseerde angststoornis, een 
paniekstoornis, een posttraumatische stressstoornis, een obsessief-compulsieve 
stoornis is de effectiviteit van SSRI’s en TCA’s 
vergelijkbaar. Bij een sociale fobie zijn alleen de SSRI’s 
onderzocht en effectief bevonden. Vaak wordt antidepressieve medicatie 
gecombineerd met cognitieve gedragstherapie. Van de serotonerge TCA’s 
bleek clomipramine (merkloos) iets effectiever en beter 
gedocumenteerd te zijn dan imipramine. Bij de behandeling van 
angststoornissen met SSRI’s zijn citalopram (merkloos,
Cipramil®) fluvoxamine (merkloos, 
Fevarin®),
paroxetine (merkloos, Seroxat®),
sertraline (merkloos, Zoloft®) en venlafaxine (merkloos, 
Efexor®) het 
meest onderzocht. Citalopram en sertraline hebben een lichte 
voorkeur omdat deze minder interacties veroorzaken met andere geneesmiddelen.
 De hier besproken angststoornissen zijn vaak chronische aandoeningen die een 
langdurige behandeling vereisen. Een optimale behandelingsduur is echter niet 
vastgesteld en ook de aanbevelingen in de Nederlandse richtlijnen verschillen 
onderling. Het Nederlands Huisarts Genootschap (NHG) adviseert bij voldoende 
effect door een van bovengenoemde middelen de medicatie minstens zes tot twaalf 
maanden voort te zetten en vervolgens deze over een periode van één tot twee 
maanden 'uit te sluipen'.
 BijwerkingenHoewel sterk verschillend van aard, vertonen zowel TCA’s als
SSRI’s een groot scala aan bijwerkingen. Het staat vast dat de 
TCA’s nauwelijks meer, maar wel ernstiger bijwerkingen hebben dan de 
SSRI’s. Voor oudere patiënten zijn ze minder geschikt vanwege hun bijwerkingen 
op hart en vaten (orthostatische hypotensie en duizeligheid) en het autonome 
zenuwstelsel. Bij de TCA’s staan zogenaamde anticholinerge 
bijwerkingen (droge mond, duizeligheid, obstipatie, plasproblemen, 
erectiestoornissen, hartkloppingen, wazig zien) op de 
voorgrond, terwijl SSRI’s vooral maag-darmstoornissen zoals 
misselijkheid en diarree vertonen. Bij overdosering (bijvoorbeeld bij een poging 
tot zelfdoding) zijn TCA’s zeer giftig (o.a. 
hartritmestoornissen!); een eenmalige dosis van ongeveer 1 gram (circa 40 
tabletten) kan dodelijk zijn. Het aantal tabletten SSRI’s dat 
dodelijk is, is vele malen hoger.
 
	
		
			| overzicht 
			medicatie  bij 
			angststoornissen |  
			| stofnaam | 
			merknaam® | toedieningsvorm: sterkte |  
			| Benzodiazepinen |  
			| alprazolam 
 bromazepam
 
 clobazam
 
 
 clorazepinezuur
 
 diazepam
 
 
 
 lorazepam
 
 
 
 oxazepam
 | 
merkloos, Xanax®
 merkloos
 
 merkloos, Frisium®
 
 
 Tranxène®
 
 merkloos, Stesolid®
 
 
 
 merkloos
 Lorazepam FNA
 
 
 merkloos, Seresta®
 | tablet (mga*): ¼, ½, 1 en 2 mg 
 tablet: 3 en 6 mg
 
 capsule, tablet: 1 - 20 mg
 suspensie: 1 mg/ml
 
 capsule, tablet: 5 - 50 mg
 
 injectievloeistof: 5 mg/ml
 rectiole: 5 en 10 mg
 tablet: 2, 5 en 10 mg
 
 drank: 1 mg/ml
 injectievloeistof: 4 mg/ml
 tablet: ½, 1 en 2½ mg
 
 tablet: 10 en 50 mg
 |  
			| buspiron 
 pregabaline
 
 | 
merkloos
 merkloos, Lyrica®
 
 | tablet:
			10 mg 
 capsule: 25, 75, 150 en 300 mg
 drank: 20 mg/ml
 |  
			| Antidepressiva |  
			| SSRI's citalopram
 
 
 fluvoxamine
 
 paroxetine
 
 sertraline
 
 
 venlafaxine
 
 TCA's
 clomipramine
 
 imipramine
 | 
merkloos, 
Cipramil®
 
 
 merkloos, Fevarin®
 
 merkloos, Seroxat®
 
 merkloos, Zoloft®
 
 
 merkloos, Efexor®
 
 
 merkloos
 
 merkloos
 | druppelvloeistof: 40 mg/ml
 tablet: 10 - 40 mg
 
 tablet: 50 en 100 mg
 
 tablet: 10 - 40 mg
 
 drank: 20 mg/ml
 tablet: 50 en 100 mg
 
 capsule mga*: 37½ - 225 mg
 tablet mga*: 225 en 300 mg
 
 tablet (mga*): 10, 25 en 75 mg
 
 tablet: 25 mg
 |  
			| Bètablokkers |  
			| propranolol | 
merkloos | tablet: 10, 40 en 80 mg |  
			| mga* = 
			met gereguleerde afgifte |    
BètablokkersSpreekangst, (rij)examenvrees, plankenkoorts of andere gelegenheidssituaties 
waarbij de zenuwen door keel en buik gieren, zijn er dikwijls de oorzaak van dat 
mensen veel minder presteren dan ze eigenlijk kunnen. De verlammende angst heeft 
een uitermate negatieve invloed op het prestatieniveau. Stotteren bij een 
voordracht of interview, verkeerde beslissingen tijdens het rijexamen of vals 
spelen bij een muziekuitvoering zijn het gevolg.
 Bij deze angsten zijn veel medicijnen geprobeerd. Van bijvoorbeeld valeriaan-preparaten 
(Dormiplant®, Valdispert®) denken veel mensen dat ze in 
dergelijke situaties kalmerend werken. Het probleem is dat nooit in goed opgezet 
onderzoek is aangetoond dat ze werkzaam zijn. En als ze zouden werken, dan 
alleen bij zeer lichte vormen van nervositeit en spanning. Ook het 
benzodiazepine-preparaat diazepam 
(merkloos, Stesolid®) is natuurlijk 
geprobeerd. Bij een rijexamen zijn benzodiazepinen sowieso niet geschikt, omdat 
ze de rijvaardigheid ongunstig beïnvloeden. Ook in andere hectische 
gelegenheidssituaties, waarbij men zeer alert en geconcentreerd moet zijn en 
blijven, lijken ze geen eerste keuze te zijn. Zeker niet als men bedenkt dat 
sufheid, duizeligheid en vermoeidheid als bijwerkingen worden vermeld.
 Jaren geleden al is aangetoond dat bètablokkers een positieve 
werking kunnen hebben in dergelijke ‘stress’-situaties. Ze beïnvloeden de 
informatieoverdracht tussen de ‘stress’-zenuwen, die deel uitmaken van 
het autonome zenuwstelsel. Ze worden al jaren met succes gebruikt bij de 
behandeling van hoge bloeddruk en van bepaalde 
hartziekten (zie ook de sectie 
'Bloed & Bloedsomloop'). Propranolol (merkloos) is het meest onderzocht in ‘stress’-situaties en blijkt zeer werkzaam te zijn. 
Het hoeft slechts één keer te worden geslikt, bij voorkeur twee uur vóór het 
(rij)examen (voordracht, interview, uitvoering). Het is overigens verstandig een 
‘try-out’ te doen voordat de echte ‘uitvoering’ plaatsvindt. Omdat propranolol in deze omstandigheden meestal incidenteel (dus af en toe als 
het nodig is) wordt gebruikt, is de kans op bijwerkingen erg klein.
 
 Externe links:https://www.thuisarts.nl 
(Thuisarts.nl; Nederlands Huisartsen Genootschap)
 https://www.apotheek.nl 
(Apotheek.nl; KNMP)
 https://www.hersenstichting.nl (Hersenstichting)
 https://www.nhg.org
(Nederlands Huisartsen Genootschap)
 https://www.farmacotherapeutischkompas.nl 
(Farmacotherapeutisch Kompas)
 https://www.ge-bu.nl (Geneesmiddelenbulletin)
 
Terug |