| INFECTIEZIEKTEN ANTIBIOTICA &ZIEKTEVERWEKKERS 
 
		
		 Vele soorten, microscopisch kleine organismen (micro-organismen) zijn in staat onze gezondheid te bedreigen. Het gaat om virussen, bacteriën, schimmels of eencellige parasieten (ook wel protozoën genoemd). Maar men moet vooral niet denken dat alle micro-organismen schadelijk zijn. Overal om ons heen, in de lucht, in het water en in de grond, maar ook op onze huid en op vele andere plaatsen in het lichaam, krioelt het immers van deze onooglijke wezentjes. De meeste doen gelukkig helemaal geen kwaad. Integendeel, ze zijn erg nuttig voor ons en voor onze omgeving. Denk maar aan de bacteriën die in ons maag-darmkanaal huizen en ons helpen bij de vertering van het voedsel. Deze darmbewoners noemt men de darmflora. Of denk aan de bacteriën in de huid en de slijmvliezen (mond, vagina) die ervoor zorgen dat schimmels niet de boventoon gaan voeren. Sommige micro-organismen kunnen ons echter behoorlijk ziek 
maken. Deze ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen via de luchtwegen of een 
andere lichaamsopening en proberen zich in zo kort mogelijke tijd te 
vermenigvuldigen. Meestal herkent ons afweersysteem deze boosdoeners, waarna het 
zal proberen ze onschadelijk te maken door de vorming van afweerstoffen (antistoffen) 
en door de mobilisatie van afweercellen (witte bloedcellen). Als de 
indringers ondanks deze tegenmaatregelen zich toch handhaven en zich blijven 
vermenigvuldigen, spreekt men van een infectie. Dan treden meestal 
pijn en koorts op, vaak gevolgd door een gestoorde functie van het 
weefsel of orgaan dat geïnfecteerd is. Behalve de ziekteverwekkers die van 
buiten het lichaam komen, zijn er – zoals gezegd – ook micro-organismen die in 
ons lichaam thuishoren. Pasteur brengt licht in de duisternis Vóór 1935 waren er, behalve kinine tegen malaria en salvarsan (een zeer giftig, arsenicumbevattend preparaat uit 1910) tegen syfilis, geen werkzame medicijnen tegen infectieziekten. Het heeft ook heel lang geduurd voor men de eigenlijke oorzaak van infectieziekten ontdekte. Antoni van Leeuwenhoek had in 1676 met zijn zelfgemaakte microscopen al bacteriën en protozoën gezien, maar hun betekenis voor de ziekteleer heeft hij nooit beseft. Tot diep in de negentiende eeuw geloofde men dat een besmetting het gevolg was van blootstelling aan ‘miasmen’: uitwasemingen van rottende stoffen. Ook dacht men dat lagere organismen spontaan uit levenloze stof ontstonden; dit noemde men de generatio spontanea. Toch waren er ook al aanhangers van de theorie dat besmetting werd veroorzaakt door een ‘contagium vivum’, een levende smetstof. De Franse chemicus en bacterioloog Louis Pasteur (1822-1895) heeft door zijn baanbrekende experimenten uiteindelijk licht gebracht in deze eeuwenlange duisternis. Zo toonde hij aan dat gistingsprocessen (onder andere melkzuur- en alcoholgisting) door micro-organismen worden veroorzaakt. Op basis hiervan bewees hij dat voedingsmiddelen en dranken door gecontroleerde verwarming (pasteurisatie) langer goed konden worden gehouden. Nadat omstreeks de jaren zeventig van de negentiende eeuw de bacteriologische ontdekkingen elkaar in snel tempo opvolgden, was aan het begin van de twintigste eeuw een groot aantal ziekteverwekkers geïdentificeerd. Daarmee was de weg vrijgemaakt voor een gerichte aanpak, want het was nu in theorie mogelijk infecties te bestrijden door de ziekteverwekkers te doden. Een bijzondere ontdekking In 1928 deed de Britse arts-bacterioloog Alexander Fleming een bijzondere 
ontdekking. Hij zag dat een van de voedingsbodems waarop hij een bepaalde 
bacterie had gekweekt, namelijk de Staphylococcus aureus, geïnfecteerd 
was met een merkwaardige schimmel. Het bijzondere was dat rondom deze schimmel 
een bacterievrije zone was ontstaan. Dr. Fleming trok hieruit de conclusie dat 
de schimmel blijkbaar een product kan afscheiden dat bacteriën om zeep helpt. 
Pogingen om van de nieuwe stof, die inmiddels ‘penicilline’ was genoemd 
(afgeleid van de naam van de schimmel Penicillium notatum), een medisch 
toepasbare vorm te maken, zouden echter nog jaren in beslag nemen. Het woord ‘antibioticum’ is afkomstig van het Griekse woord antibiose (anti = tegen en bios = leven). In ruimere zin betekent het de ongunstige invloed die (micro-)organismen op elkaar uitoefenen. Een antibioticum is dan ook een stof die door een levend micro-organisme wordt geproduceerd en andere micro-organismen kan doden of de groei ervan kan remmen. Ook chemisch bereide stoffen hebben deze eigenschappen, maar dan spreekt men van chemotherapeutica. Omdat tegenwoordig verscheidene antibiotica geheel of gedeeltelijk chemisch worden bereid, is het verschil nauwelijks meer van belang. De meeste antibiotica werken alleen tegen 
bacteriën; tegen virussen zijn ze meestal niet effectief. Het heeft dus absoluut 
geen zin bij een verkoudheid of griep, die beide door een virus worden 
veroorzaakt, antibiotica te gebruiken. Men zegt wel eens spottend dat een griep 
mét antibiotica een week duurt en zónder antibiotica zeven dagen. 
 
 Een antibioticum werkt niet tegen alle typen bacteriën. Er zijn antibiotica die slechts enkele soorten bacteriën bestrijden: die noemt men smalspectrum-antibiotica. Daarnaast bestaan er antibiotica die tegen veel méér bacteriesoorten werkzaam zijn: dat zijn breedspectrum-antibiotica. Een belangrijk aspect hierbij is het onderscheid tussen zogenaamde grampositieve en gramnegatieve bacteriën. Dit onderscheid wordt vastgesteld via een bepaalde methode om bacteriën te kleuren - de zogenaamde Gram-kleuring, ontwikkeld door de Deense microbioloog Gram - en om ze onder een lichtmicroscoop zichtbaar te maken. Het verschil in kleuring - gramnegatief = rood, grampositief = blauwpaars - heeft te maken met de structuur van de celwand van de bacterie en daaruit voortvloeiende de gevoeligheid van de bacterie voor antibiotica. Grampositieve bacteriesoorten zijn bijvoorbeeld stafylokokken die zich doorgaans in de huid bevinden, of streptokokken, die vaak in de luchtwegen zijn te vinden. Voorbeelden van gramnegatieve bacteriën zijn colibacteriën die zich normaliter altijd in het darmkanaal bevinden als onderdeel van de darmflora, maar als ze - om welke reden dan ook - in de urinewegen terechtkomen hele vervelende urineweginfecties kunnen veroorzaken. Een ander voorbeeld van gramnegatieve bacteriën zijn salmonellabacteriën. Indien ze via verontreinigd drinkwater of besmet voedsel het lichaam binnenkomen kunnen zich gevaarlijke darminfecties ontwikkelen zoals buiktyfus of paratyfus. Als bepaalde typen antibiotica alleen werkzaam zijn tegen grampositieve bacteriesoorten zoals stafylokokken en streptokokken, dan noemen we ze smalspectrum-antibiotica. Zijn ze daarentegen werkzaam tegen zowel grampositieve als gramnegatieve bacteriesoorten dan noemen we ze breedspectrum-antibiotica. Een goede arts zal - indien mogelijk - bij voorkeur een smalspectrum-antibioticum geven. Breedspectrum-antibiotica vernietigen namelijk veel méér dan alleen de bacteriën waardoor men ziek is geworden. Ook de vaste logés in de darmen leggen dan het loodje! De gevolgen van het gebruik van breedspectrum-antibiotica kan men zich makkelijk voorstellen: diarree en andere klachten van het maag-darmkanaal komen dan frequent voor. Welk antibioticum? Het is voor een arts niet altijd gemakkelijk te bepalen welk antibioticum hij bij een bepaalde infectie moet geven. Van belang is dat in ieder geval de ziekteverwekker én zijn gevoeligheid voor antibiotica bekend zijn. Soms kan op basis van de diagnose worden vastgesteld welke bacterie de infectie heeft veroorzaakt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij ziekten als roodvonk, tetanus, lepra en syfilis. In andere gevallen kan met behulp van een gekleurd uitstrijkpreparaat (vaak een zogenaamde Gramkleuring, zie ookantibacterieel spectrum) van ontstekingsvocht of slijm en met een microscoop worden bepaald om welke boosdoener het gaat. Bij ernstige infecties is vaak uitgebreider bacteriologisch onderzoek noodzakelijk. Niet alleen om de verwekker te identificeren, maar vooral ook om de gevoeligheid van de verwekker voor diverse antibiotica vast te stellen. Er wordt dan een zogenoemd antibiogram gemaakt. Op basis van deze gegevens kan de patiënt het meest werkzame antibioticum gaan gebruiken. Resistentie Micro-organismen kunnen een eigen afweer maken tegen antibiotica die tegen hen worden ingezet. Ze worden dan ongevoelig of resistent tegen deze middelen. Dat kan tot ernstige situaties leiden, vooral als één bepaalde ziekteverwekker tegen verschillende antibiotica resistent wordt. Een dergelijke situatie kan men zo veel mogelijk voorkomen door het gebruik van antibiotica tot het uiterste te beperken. Dus door geen antibiotica te slikken als het niet strikt noodzakelijk of zelfs volledig zinloos is, zoals bij een virusinfectie. Verder is het van belang dat alle ziekteverwekkers in één kuur met het geschikte antibioticum worden uitgeschakeld. Wanneer dat niet gebeurt, kan de infectie na enige tijd opnieuw opvlammen en is dan veel moeilijker te bestrijden door de aanwezigheid van resistent geworden bacteriën. Hoe lang gebruiken? Een kuur met antibiotica duurt vaak vijf tot zeven dagen, soms iets langer. Bij bepaalde infecties kan met een éénmalige dosering worden volstaan, bijvoorbeeld bij gonorroe (‘druiper’) of bij een blaasontsteking. De patiënt krijgt dan wel een hoge dosering van het antibioticum, waarvan in de praktijk gebleken is dat die net zo effectief is als een meerdaagse lagere dosering. In uitzonderingsgevallen moeten infecties zeer langdurig met antibiotica worden behandeld, zoals tuberculose, waarbij de behandeling zes tot negen maanden kan duren. Bijwerkingen De meest gangbare antibiotica zijn zeer veilig, maar tijdens het gebruik kunnen – zoals ook bij andere geneesmiddelen – bijwerkingen optreden. Klachten van het maag-darmkanaal komen nogal eens voor, meestal als gevolg van een verstoring van de bacteriën die een rol spelen bij de voedselvertering. Deze klachten uiten zich dan als misselijkheid, buikpijn, kramp, braken, winderigheid of diarree. Een ander type bijwerking van antibiotica is huiduitslag met jeuk. Deze bijwerking is meestal gebaseerd op allergie. Het vreemde van allergie is dat die zich pas kan voordoen als de patiënt het middel al vele malen heeft gebruikt, maar ook al bij de tweede keer. Is er sprake van allergie, dan moet een antibioticum uit een andere groep worden gebruikt. De allergie kan erg lang blijven bestaan, vaak zelfs levenslang. 
 Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste typen antibiotica (en chemotherapeutica) waarover we tegenwoordig kunnen beschikken. Penicillinen Deze antibiotica zijn het langst bekend (vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw) en worden eigenlijk nog steeds het meest toegepast. Ze behoren tot de veiligste geneesmiddelen die we kennen. In Nederland worden ze uitsluitend inwendig (dus via de mond of injecties) gebruikt. Uitwendig (bijvoorbeeld in zalven of oogdruppels) worden ze nooit meer toegepast in verband met een verhoogd risico op het ontstaan van allergie. Penicillinen behoren samen met decefalosporinen tot de zogenaamde bètalactam-antibiotica. Dit heeft te maken met het feit dat dit type antibiotica in hun moleculaire structuur allemaal een zogenaamde bètalactamring hebben die essentieel is voor hun antibiotische werking. Er zijn smalspectrum- en breedspectrum-penicillinen (zie ook antibacterieel spectrum). Tot de eerste groep behoren benzylpenicilline (merkloos) en benzathinebenzylpenicilline (merkloos), die alleen per injectie kunnen worden toegediend. De middelen uit deze groep die oraal (dus via de mond) worden toegepast zijn feneticilline (Broxil®), fenoxymethylpenicilline (merkloos) en flucloxacilline (merkloos, Floxapen®). Ze veroorzaken heel weinig bijwerkingen. De enige bijwerking die tot problemen kan leiden, is overgevoeligheid of allergie. Toch is een dergelijke penicillineallergie vrij zeldzaam: bij hooguit 1% van de personen die ooit een penicillinepreparaat hebben gebruikt, is penicillineallergie geconstateerd. De klachten beperken zich dan meestal tot huidreacties (roodheid, blaasjes) en jeuk. Tot de breedspectrum-penicillinen behoren amoxicilline (merkloos), piperacilline en tazobactam. Amoxicilline is een van de meest voorgeschreven antibiotica ooit. Het kan zowel oraal (dus via de mond) als per injectie worden toegediend. De laatste jaren wordt amoxicilline vaak gecombineerd met clavulaanzuur (de combinatie heet dan Augmentin® of is merkloos). Dit vanwege de verminderde gevoeligheid van bepaalde bacteriën voor amoxicilline. Het clavulaanzuur in de combinatie remt het enzym in de bacterie dat verantwoordelijk is voor de verminderde gevoeligheid, zodat de combinatie nog steeds heel goed werkzaam is. Piperacilline en tazobactam kunnen alleen per injectie worden toegediend. In Nederland zijn beide middelen alleen verkrijgbaar als combinatiepreparaat: piperacilleine/tazobactam (merkloos). Dit preparaat wordt beschouwd als een belangrijk 'reserve' middel en wordt dan ook weinig gebruikt. Amoxilline veroorzaakt meer bijwerkingen dan de smalspectrum-penicillinen. Behalve maag-darmklachten (vooral diarree) door beïnvloeding van de darmflora en huiduitslag door een allergische reactie, kan het gebruik van amoxicilline ook een mazelenachtige huiduitslag veroorzaken, die echter niet op een echte allergie berust. Dit laatste verschijnsel is vaak éénmalig; als het gebruik gestaakt wordt, kan het middel een volgende keer meestal zonder problemen weer worden ingenomen. Bij een echte allergie kan dat niet. 
 
Deze antibiotica lijken wat chemische 
structuur en eigenschappen betreft sterk op de 
	
 
	penicillinen. 
Ze worden echter veel minder vaak toegepast omdat ze achter de hand worden 
gehouden voor de behandeling van infecties die (levens)gevaarlijk zijn of (erg) 
moeilijk te bestrijden zijn, meestal als gevolg van resistentieontwikkeling. 
Het werkingsspectrum van de cefalosporinen loopt 
nogal uiteen. Er zijn preparaten met een niet al te breed antibacterieel 
werkingsspectrum (zie ook
 
antibacterieel spectrum) zoals
 
cefalexine (Keforal®) dat oraal toepasbaar is, terwijl 
cefalotine (Keflin®) en cefazoline 
(merkloos, Kefzol®) alleen per injectie kunnen worden toegediend; 
ze worden cefalosporinen van de eerste generatie genoemd. 
 
 Tetracyclinen Dit zijn antibiotica met het breedste antibacteriële spectrum (zie ook 
 
antibacterieel spectrum). 
Desondanks zijn ze bij veel infectieziekten geen eerste keuze omdat ze nogal 
veel bijwerkingen veroorzaken. De kans op maag-darmklachten is vrij groot, 
vooral omdat 
	ze een antibiotische werking op de darmflora 
hebben. Ze mogen beslist niet aan zwangere vrouwen worden voorgeschreven, omdat 
ze een schadelijke werking hebben op de 
	skeletgroei van de ongeboren vrucht. Ook door kinderen jonger dan 12 
jaar mogen ze niet worden gebruikt. De kans bestaat dat het gebit geelbruin 
verkleurt, terwijl er een grotere kans op cariës (tandbederf) is. Het 
orale gebruik (via de mond) van
	tetracyclinen in combinatie met zonlicht kan soms tot 
huidafwijkingen leiden; men spreekt dan van fotodermatitis. Een 
dergelijke afwijking uit zich als eczeem (zie ook
zonlicht & oververhitting 
in de sectie 'Verre reizen & Gezondheid') op de huiddelen die aan 
zonlicht zijn blootgesteld. 
 
Het gaat hier om hele nuttige antibiotica met als oudste (uit 1952) en wellicht 
bekendste vertegenwoordiger erytromycine 
(merkloos, Erythrocine®, Erythrocine-ES®). Erytromycine 
heeft een  
 
antibacterieel spectrum 
dat vrijwel gelijk is aan dat van
 
smalspectrumpenicillinen en is 
dan ook een goed alternatief voor mensen die allergisch zijn voor 
penicillinen. Ook wordt het nogal eens gebruikt bij bepaalde vormen van 
longontsteking, die ongevoelig zijn voor penicillinen. De 
bijwerkingen zijn in het algemeen niet ernstig van aard en treden niet erg vaak 
op. Wél kunnen soms hinderlijke maag-darmstoornissen ontstaan: misselijkheid, 
buikpijn, kramp, braken, winderigheid en diarree. Erytromycine (merkloos, Inderm®, Zineryt®) en clindamycine (merkloos, Clindamycine Lotion FNA, Dalacin-T®) zijn antibiotica die, indien verwerkt in een lotion of gel, in aanmerking komen te worden toegepast bij acne als er sprake is van matig ernstige ontstekingsverschijnselen, dus bij roodheid en gele puskopjes en pukkels (zie ook acne in de sectie 'Huidaandoeningen'). Azitromycine en erytromycine worden ook toegepast bij ooginfecties; ze zijn dan verwerkt in oogdruppels respectievelijk oogzalf en verkrijgbaar onder de namen Azyter® respectievelijk Erytromycine FNA. 
 Deze middelen worden ook wel sulfa’s genoemd en zijn al tamelijk oud, eigenlijk nog ouder dan de penicillinen. Het eerste sulfapreparaat (prontosil rubrum) werd al in 1935 in de handel gebracht. Sulfonamiden zijn eigenlijk geen antibiotica, maar chemotherapeutica; het zijn dus synthetische stoffen. Hun werking verschilt echter weinig van die van echte antibiotica. Door het vele ge(mis)bruik zijn veel bacteriën resistent tegen sulfonamiden geworden. Ze worden zelden nog bij urineweginfecties gebruikt, waar ze vroeger veel vaker voor werden voorgeschreven. Het combinatiemiddel cotrimoxazol (merkloos, Bactrimel®) - een combinatie van trimethoprim en sulfamethoxazol - is echter nog onverminderd werkzaam en wordt niet alleen nog steeds bij de wat ernstiger urineweginfecties gebruikt, maar ook bij andere (long)infecties. Bijwerkingen van deze combinatie zijn maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, diarree) en huidreacties (roodheid, bultjes, jeuk). Op brandwonden (tweede- en derdegraads verbrandingen) wordt vaak een crème met daarin het sulfonamide zilversulfadiazine (merkloos) of het combinatiepreparaat zilversulfadiazine/ceriumnitraat (Flammacerium®) aangebracht om infectie te voorkomen (zie ook brandwonden in het onderdeel 'Wondbehandeling' in de sectie 'Huidaandoeningen'). Dit zijn middelen tegen ongecompliceerde urineweginfecties zoals blaasontsteking (zie ook urineweginfecties in de sectie 'Nieren & Urinewegen'). De meest gebruikte middelen zijn trimethoprim (merkloos) dat ook in co-trimoxazol (zie hierboven) zit, en nitrofurantoïne (merkloos, Furabid®, Furadantine MC®, Nitrofurantoïne suspensie LNA). Meestal hoeven deze middelen niet langer dan drie tot vijf dagen te worden gebruikt. Ze veroorzaken dan weinig bijwerkingen. Beide middelen kunnen maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken) geven, die gedeeltelijk te voorkomen zijn door ze tijdens of vlak na de maaltijd in te nemen. Trimethoprim kan tevens jeuk en huiduitslag geven. Fosfomycine (Monuril®) wordt in een éénmalige (hoge) dosering gegeven en is dan eveneens effectief. Tijdens de zwangerschap mogen trimethoprim en fosfomycine niet worden gebruikt. Dan wordt meestal het combinatiepreparaat amoxicilline/clavulaanzuur (merkloos, Augmentin®, Forcid®) of nitrofurantoïne gegeven. 
 Chinolonen 
Dit zijn antibiotica die vooral werkzaam 
zijn tegen zogenaamde  gramnegatieve bacteriën (zie ook 
 
antibacterieel spectrum), 
waardoor ze vaak worden ingezet bij 
urineweginfecties en darminfecties, maar ook bij bepaalde 
longinfecties en 
SOA zijn ze goed bruikbaar. Tot de chinolonen behoren 
ciprofloxacine 
(merkloos, Ciproxin®), levofloxacine (merkloos, 
Quinsair®, 
Tavanic®), moxifloxacine (merkloos, Avelox®), 
norfloxacine (merkloos) en ofloxacine (merkloos). Norfloxacine 
is alleen 
nog bruikbaar (maar geen eerste keuze!) bij ongecompliceerde 
urineweginfecties (blaasontsteking). De andere zijn ook te gebruiken bij 
gecompliceerde urineweginfecties zoals prostatitis en 
nierbekkenontsteking 
(zie ook 
 
urineweginfecties 
	in de sectie 'Nieren & Urinewegen'). 
 Aminoglycosiden 
Hoewel deze antibiotica niet vaak worden 
voorgeschreven en veel (ernstige) bijwerkingen kunnen veroorzaken, zijn ze wel 
erg belangrijk met name in het ziekenhuis. Ze kunnen namelijk levensreddend zijn 
bij moeilijk te bestrijden, ernstige infecties waarvan de verwekker nog niet 
bekend is en waar - vanwege het acute gevaar - snel moet worden ingegrepen. 
Amikacine (merkloos), gentamicine 
	(merkloos) en tobramycine (merkloos, Obracin®) 
zijn de middelen die voor dergelijke ernstige infecties worden gebruikt. Bij 
ernstige, levensbedreigende infecties worden ze uitsluitend per injectie, 
meestal als intraveneus infuus (dus rechtstreeks via een ader) toegediend. Een andere indicatie van gentamicine is het voorkómen en behandelen van botinfecties door middel van het implanteren van een gentamicine bevattende kralenketting (Septopal®) of implantatiespons (Garacol®). Ook kan het als oogdruppel tegen ooginfecties worden voorgeschreven. Een andere indicatie van tobramycine is de toepassing als inhalatievloeistof bij patiënten met cystische fibrose, bekend onder de namen Bramitob®, Tobi® en Vantobra® en net als gentamicine als oogdruppel tegen ooginfecties. 
 Dit zijn middelen die uitsluitend worden gebruikt bij de behandeling van (long)tuberculose (zie ooklongtuberculose in het onderdeel 'Luchtweginfecties' in de sectie 'Luchtwegen & Ademhaling' ). Ze worden ook wel tuberculostatica genoemd. Ze remmen of doden de tuberkelbacil en worden meestal in een combinatie van twee, drie of zelfs vier verschillende middelen gedurende vele maanden voorgeschreven. De belangrijkste tuberculosemiddelen zijn: bedaquiline (Sirturo®), ethambutol (Myambutol®), isoniazide (merkloos, Isoniazide FNA), pyrazinamide (merkloos), rifabutine (Mycobutin®) en rifampicine (merkloos, Rifadin®). Doordat deze middelen langdurig worden toegepast in diverse combinaties is de kans dat er bijwerkingen ontstaan groot. 
 - Het gaat hier om middelen die uitsluitend tegen schimmelinfecties kunnen worden gebruikt. Daarvan wordt miconazol (merkloos, Daktarin®, Dermacure®, Miconazol FNA, Gyno-Daktarin®) het meest gebruikt, vooral bij schimmelinfecties van de huid (zie ookschimmelinfecties in het onderdeel 'Huidinfecties' in de sectie 'Huidaandoeningen'), mond- en keelholte, uitwendige gehoorgang en de vagina (zie ook candidiasis en vaginose in het onderdeel 'SOA' in de sectie 'Seks & Voortplanting' of fluor vaginalis in de sectie 'Vrouwenziekten'). Bij deze aandoeningen wordt miconazol uitsluitend lokaal als crème, strooipoeder, huidspray, tinctuur, zuigtablet of vaginale capsules/crème toegepast. Andere lokaal toegepaste antimycotica zijn butoconazol (Gynomyk®), ciclopirox (Loprox®), clotrimazol (merkloos, Canesten®, Canesten gyno®, Clotrimazol FNA), ketoconazol (merkloos, Nizoral®), sulconazol (Myk®) en terbinafine (merkloos, Lamisil®). De kans op bijwerkingen is klein, soms wat lokale irritatie. 
 Bij zeer hardnekkige schimmelinfecties is het effectiever antimycotica oraal (dus via de mond) te gebruiken zoals met amfotericine B (Fungizone®), fluconazol (merkloos, Diflucan®), griseofulvine (Griseofulvine FNA), itraconazol (merkloos, Trisporal®), miconazol (Daktarin®), nystatine (merkloos), posaconazol (Noxafil®), terbinafine (merkloos) of voriconazol (merkloos, Vfend®). Het spreekt voor zich dat bij een orale toediening van dergelijke middelen de kans op bijwerkingen groter is dan na lokaal gebruik. Maagdarmstoornissen komen regelmatig voor, verder ook hoofdpijn, huidreacties en smaak- en reukstoornissen. 
 Bij de behandeling van zogenaamde diepe mycosen - dat zijn schimmelinfecties van inwendige organen - komen veel zwaardere middelen in aanmerking zoals amfotericine B (Abelcet®, AmBisome®, Fungizone®), anidulafungine (merkloos, Ecalta®), caspofungine (merkloos, Cancidas®), fluconazol (merkloos, Diflucan®), flucytosine (Ancotil®), itraconazol (merkloos, Trisporal®), micafungine (Mycamine®), posaconazol (Noxafil®) en voriconazol (merkloos, Vfend®). De meeste van deze middelen worden als intraveneus infuus (rechtstreeks in een ader) toegediend, sommige ook oraal (via de mond). Het spreekt voor zich dat het hier uitsluitend gaat om ziekenhuisbehandelingen. Uiteraard hebben deze zware middelen flink wat bijwerkingen. 
 
Tegen virale infecties zijn nog maar 
betrekkelijk weinig middelen werkzaam.
Er zijn op dit moment verschillende typen antivirale middelen. 
Een belangrijke groep wordt gevormd door de middelen die werkzaam zijn tegen 
bepaalde herpesvirussen (zie ook
	
	herpesinfecties). 
De oudste en tevens bekendste vertegenwoordiger van deze groep is aciclovir 
(merkloos, Koortslip crème®,  Zovirax®). Dit middel 
wordt als (oog)zalf bij herpes-simplex-infecties in het oog of op de huid 
gebruikt, maar ook als tablet bij gordelroos (herpes zoster), of bij 
genitale herpes (herpes genitalis). Bij een virale hersenontsteking (encefalitis) 
wordt aciclovir via een intraveneus infuus (dus direct in de bloedbaan) 
gegeven. Andere (nieuwere) middelen tegen herpesinfecties zijn famciclovir 
(merkloos) en 
valaciclovir (merkloos, Valaciclovir FNA, Zelitrex®). 
 
Strikt genomen zijn 
malariamiddelen geen antibiotica, maar synthetische 
middelen die alleen werkzaam zijn tegen malariaparasieten, de verwekkers 
van 
 
malaria. 
Ze zijn dus niet werkzaam tegen virussen, bacteriën of schimmels. 
Malariaparasieten behoren namelijk tot de zogenaamde protozoa, ééncellige 
(spore)diertjes die vele malen groter zijn dan bacteriën maar toch nog tot de 
micro-organismen behoren omdat ze niet met het blote oog zichtbaar zijn. Voor de 
acute malariabehandeling 
	komen in aanmerking artemether/lumefantrine (Riamet®), artenimol/piperaquine (Eurartesim®), artesunaat (Malacef 
60®), *atovaquon/proguanil (merkloos, 
Malarone®),
	*chloroquine(merkloos, A-CQ 100®),
	*hydroxychloroquine (merkloos,
Plaquenil®), kinine (merkloos,
A-QS 200®, Kinine FNA), *mefloquine 
	(Lariam®), primaquine (merkloos, A-PQ 30®) en pyrimethamine 
(Daraprim®). 
 Middelen dus tegen parasitaire wormen, ook wel anthelmintica genoemd. Hoewel het bij wormen niet om een besmetting met micro-organismen gaat, spreekt men toch van een infectieziekte (zie ook worminfecties in het onderdeel 'Darmaandoeningen' in de sectie 'Spijsvertering & Lever'). Mebendazol (merkloos, Wormkuur®) wordt gegeven tegen spoelwormen, aarsmaden en lintwormen. Bijwerken komen niet vaak voor, soms wat buikpijn of diarree. Hoewel lintwormen in Nederland niet meer zoveel voorkomen, reageren sommige soorten niet zo goed op mebendazol. Meestal is niclosamide (Yomesan®) dan het werkzamere alternatief. Ook niclosamide geeft weinig bijwerkingen. Andere wormmiddelen zijn albendazol (Eskazole®), ivermectine (Stromectol®) en praziquantel (Biltricide®). Deze middelen worden doorgaans alleen gegeven bij besmettingen met wormsoorten die uit het Middellandse-Zeegebied, Afrika of Centraal Amerika afkomstig zijn. De kans op bijwerkingen is groter dan bij mebendazol en niclosamide. Ivermectine kan ook lokaal op de huid worden toegepast (aangeduid als Soolantra®) bij de behandeling van rosacea (zie ook 'Huidinfecties' in de sectie 'Huidaandoeningen') middels een crème. 
 
Metronidazol 
 
(merkloos, Flagyl®). Tegen 
veelvoorkomende infecties van de vagina (vaginitis) veroorzaakt door 
ééncellige parasieten (Trichomonas vaginalis, de infectie heet dan 
 
vaginale trichomoniasis) 
of bepaalde bacteriën (ook wel
bacteriële vaginose 
genoemd) wordt meestal dit middel gegeven (zie ook
fluor vaginalis 
in de sectie 'Vrouwenziekten'). Vier tabletten, die men gelijktijdig moet 
innemen, zijn voldoende om deze hinderlijke infecties te genezen. De partner – 
die meestal geen klachten heeft – moet worden meebehandeld, omdat hij vaak een 
eventuele herinfectie veroorzaakt. Ook wordt metronidazol 
toegepast bij het bestrijden van infecties door anaërobe bacteriën zoals bij
eileiderontsteking (in het 
onderdeel 'Gynaecologische Infecties' in de sectie 'Vrouwenziekten'). 
Daarnaast wordt metronidazol toegepast bij de behandeling van 
bepaalde darminfecties die door ééncellige parasieten worden veroorzaakt 
(zie ook de onderdelen
dysenterie 
en
giardiasis 
in het gedeelte 'Darminfecties' in de sectie 'Spijsvertering & Lever'). 
Afgezien van wat maag-darmstoornissen (misselijkheid), een hinderlijke 
metaalsmaak of hoofdpijn, wordt dit middel meestal goed verdragen. Tijdens de 
behandeling (tot twee dagen na de laatste inname) mag geen alcohol worden 
gebruikt, omdat een zogenoemde alcoholintolerantie kan ontstaan. 
Metronidazol
kan ook lokaal op de huid worden toegepast (aangeduid als 
metronidazol cutaan) bij de behandeling van
	
	rosacea 
	(zie ook 'Huidinfecties' in de sectie 'Huidaandoeningen') 
middels een crème of een gel. Het is dan verkrijgbaar onder de namen 
Metronidazol FNA, Metrosa®, 
Rosiced® of Rozex®. Fusidinezuur (merkloos, Affusine®, Fucidin®, Fucithalmic®) is een effectief antibacterieel middel die bij huidinfecties en ooginfecties kan worden toegepast. Het wordt voornamelijk in lokale toedieningsvormen gebruikt, incidenteel ook oraal als tablet tegen bot-, long- en huidinfecties. Mupirocine (Bactroban®) wordt voornamelijk als neuszalf toegepast om stafylokokken in de neus uit te roeien. Vancomycine (merkloos, Vancocin®). Dit antibioticum wordt heel weinig gebruikt, maar is wel erg belangrijk. Het wordt voornamelijk gebruikt tegen ernstige stafylokokkeninfecties die door resistentie-ontwikkeling vrijwel onbehandelbaar zijn geworden. Het wordt voornamelijk als intraveneus infuus (dus direct in de bloedbaan) toegediend. Het spreekt voor zich dat dit middel uitsluitend in een ziekenhuis wordt gebruikt. 
 Externe links: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl (Farmacotherapeutisch Kompas) https://www.ge-bu.nl (Geneesmiddelenbulletin) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||